De vrijmetselaars arbeiden in loges, dat zijn plaatselijke verenigingen van vrijmetselaren. Elke loge is autonoom, uit de aard der zaak gebonden aan de wetten en besluiten van de Orde. Die wetten en besluiten zijn en worden vastgesteld door het Grootoosten, dit is het orgaan waarin alle loges zijn vertegenwoordigd. Een loge wordt bestuurd door een aantal uit haar midden gekozen leden.
Als regel komt een loge eenmaal per week, op een vaste dag, bijeen.
De rol van de werkplaats van of loge
Op vele prenten vinden we aan de zuidzijde van de in aanbouw zijnde kathedraal de overdekte werkplaats, loge of bouwhut, waarin de bewerking van steen, glas, hout en andere materialen plaatsvond. In de loge werd de ruwe steen uit de groeve aangevoerd en zodanig bewerkt, dat de steen alleen nog ter plaatse gemonteerd hoefde te worden.
Het werk werd uitgevoerd in groepen werklieden, die vaak van de ene bouwplaats naar de andere gingen. Het werk werd in de winter meestal stilgelegd.
In die groepen waren enkele meesters-steenhouwer en een groter aantal, meestal rondtrekkende gezellen en leerlingen. Wanneer zij in het vak verder wilden, moesten ze ten minste zeven jaar bij de groep blijven. De daarvoor in aanmerking komende leerlingen konden dan worden ‘ingewijd’ tot gezel. Dit moet lange tijd de enige ‘inwijding’ zijn geweest, waarmee de gezel in staat werd gesteld zijn ‘Tour de France’ te maken: een rondreis van tenminste zeven jaren langs een aantal bouwwerken (met de richting van de zon mee).
Teruggekeerd met een van vele aantekeningen voorzien ‘diploma’ kon de gezel meester worden door het afleggen van een meesterproef. Hij kreeg dan zijn meesterteken en kon een groep leiden. Uit de meesters werden enkelen uitverkoren om een opleiding tot architect-bouwmeester te worden.